begrippen
auterkie: Toestand waarbij er sprake is van zelfvoorziening.
domein: Landgoed van een edelman,bisschop of abt.
feodalisme: Systeem waarbij een leenheer grond in leen geeft aan een leenman in ruil voor bepaalde diensten.
geestelijke: Een geestelijke werkt voor de Kerk. Monninken en priesters zijn geestelijken.
herendiensten: Klussen die de horigen moeten opknappen voor de heer.
Hedsjra: De vlucht van Mohammed van Mekka naar Medina in 622: het begin van de islamitische jaartelling.
hofstelsel: Een systeem waarbij een deel van de grond van de heer is en het andere deel wordt verpacht aan horigen.
horige: Boer met een akker waarvoor hij pacht betaald aan de heer. Ook moet hij een vast aantal dagen werken op het land van de heer en herendiensten verrichten. hij mag het domein niet verlaten zonder toestemming van de heer.
Islam: Godsdienst die is ontstaan op het Arabisch schiereiland en is gesticht door Mohammed.
jihad: Heilige oorlog van de moslims.
Leenheer: Een stuk grond dat de leenman mag gebruiken om van te leven, maar dat eigendom blijft van de koning.
leenman: De ontvanger van een leen. In ruil voor het leen moet de leenman zijn leenheer helpen bij het bestuur in de oorlog.
missionaris: Christen die zijn geloof verspreidt onder mensen van andere geloven.
profeet: Iemand die boodschappen van God doorgeeft. Voor Moslimsis Mohammed de profeet van Allah.
rooms-katholiek: behorend tot het deel van het christendom dat gehoorzaam is aan de bisschop van Rome: de Paus.
schatting: Een vast bedrag dat jaarlijks moet worden betaald om door vijandig volk met rust gelaten te worden.
stedelijk-agrarische samenleving: Samenleving waarin de meeste mensen op het platteland wonen en van de landbouw leven, maar er zijn ook steden met kooplui en ambachtslieden.
vazal: Een krijger die een eed van trouw heeft afgelegd aan de koning en door de koning wordt onderhouden.
zendgraaf: Iemand die namens de koning controleert of een bestuurder of rechter zijn werk goed doet
Maak jouw eigen website met JouwWeb