kastelen

Een kasteel is een zelfstandig versterkt bouwwerk dat onder middeleeuwse omstandigheden te verdedigen was. Het kasteel combineerde oorspronkelijk de functies van verdedigbaarheid en bewoonbaarheid aan aan beperkte groep mensen, variërend van een adellijke familie tot een militair garnizoen. Een kasteel is als militaire structuur groter dan een toren maar kleiner dan een versterkte stad. Een kasteel kan bestaan ​​in een stad, maar moet daarvan kunnen worden afgesneden door het sluiten van een hek of het ophalen van een ophaalbrug.[3] Een sterk kasteel wordt ook wel aangeduid als burcht of slot.

Hoewel over de reikwijdte van het woord kasteel kan worden gediscussieerd, wordt het in ieder geval gebruikt om een private versterke woonplaats van een heer of edele aan te duiden. Dit ter onderscheid van een paleis, dat niet versterkt is, van een fort dat niet de woonplaats is van de adel en van een ommuurde stad die een collectieve verdediging vormt.

De benaming kasteel wordt ook wel gebruikt voor jongere bouwwerken die qua vorm aansluiten bij een kasteel

Bouwdelen van een kasteel

  • De barbacane: extra poortgebouw vóór de kasteelmuren.
  • De borstwering: een dichte lage muur tot borsthoogte, ter verdediging van de mensen die zich op de weergang bevonden.
  • De donjon: woontoren, laatste toevluchtsoord binnen de kasteelmuren.
  • Het gemak: (het privaat of toilet) hing buiten de kasteelmuur.
  • Een kanteel of tinne: een onderdeel van verdedigingswerken. Het is een rechtopstaand, vierkant of rechthoekig stuk van een borstwering, met eventueel een schietgat in het midden.
  • De mezekouw: een uitbouwtje waaruit voorwerpen en hete pek op aanvallers gegooid kon worden.
  • De ridderzaal, ook wel grote zaal of feestzaal genoemd.
  • De ringmuur: een verdedigingsmuur rondom het gebouw.
  • De slotgracht: kastelen waren vaak omringd door een natte of droge gracht, die diende om muren en poorten te beschermen tegen het gebruik van stormrammen.
  • De torens: deze dienden als uitkijkpost of ter verdediging, vaak op de hoeken van het kasteel
  • Een poorttoren
  • Een traptoren
  • De valbrug of ophaalbrug over de slotgracht.
  • Het valhek: hekwerk ter afsluiting van de poortdoorgang.
  • De voorburcht: verdedigbaar onderdeel van het kasteel, gelegen vóór de hoofdburcht.
  • De weergang: een met borstwering of kantelen beveiligde loopgang op de kasteelmuur.